Top 10 lessen economische theorie (2)

Na bespreking van ‘De economie van goed en kwaad’ begon ik te twijfelen aan de merites van het vak economie. Ik stelde mezelf de opgave om een top 10 samen te stellen van de belangrijkste lessen of inzichten die de economie mij heeft geleerd. Na deel 1, waarin de eerste 5 lessen worden besproken, nu deel 2 van de ‘lessons learnt according to Rudy’.

Inzicht 6: Arbitrage

Arbitrage houdt in dat agenten handelen op prijsverschillen tussen bijvoorbeeld goederen. En dat gaat net zolang door tot er geen voordeel meer is te behalen door goederen van de ene plek naar de andere plek te slepen en het prijsverschil is verdwenen. Verschillen worden op deze manier dus ‘weg gehandeld’ totdat er een nieuw evenwicht ontstaat. Vanzelfsprekend gaat het hier om dezelfde goederen en moet er rekening worden gehouden met eventuele transportkosten, wisselkoersrisico’s etc. Kortom: vergelijkbare goederen of diensten moeten dezelfde prijs ‘doen’, anders is er een voordeel te halen en dat zal ‘de markt’ niet toestaan.

Arbitrage komt in vele vormen en gedaanten voor. De meesten kennen wel de ‘hamburger-pariteit’ van McDonalds. Er hamburger van deze fastfood-keten is een voorbeeld van een homogeen goed, waar je dat ding op de wereld ook koopt, het is exact even groot en smaakt eender. Door de prijzen van een hamburger in verschillende landen met elkaar te vergelijken kun je met terugwerkende kracht de ‘juiste’ wisselkoersen tussen munten berekenen. Een hamburger is eigenlijk een slecht voorbeeld, er is sprake van transportkosten en bovendien is het bederfelijke waar. Maar er zijn hele onderzoeken naar gedaan en het gaat om het idee.

Een paar andere voorbeelden.

Inzicht 6a: huur-equivalentie (residuele grondwaarde revisited)

Als we dit principe van arbitrage toepassen op huizen. Je kunt een huis kopen of een huis huren. Als het je puur gaat om het kopen van de woondienst, zou het je niet uit moeten maken of je het ene doet of het andere. Mochten er wél verschillen tussen beide vormen bestaan, dan zal er iemand opstaan die het verschil benut in zijn eigen voordeel en wel net zolang tot het verschil tussen huren en kopen is verdwenen. Uiteraard moet het wel om exact hetzelfde huis op exact hetzelfde plekje etc gaan (theorie, weet je wel).

Omgekeerd kun je dus de prijs van een koopwoning herleiden uit de totale stroom aan huur die je anders zou moeten betalen (contant gemaakt etc). De contant gemaakte huursom zou dan gelijk moeten zijn aan de prijs van de woning inclusief de grond. En zo kun je van daaruit weer de prijs van grond bepalen: om de eventuele winst uit de markt te drukken (door de woning te bouwen op dat stukje grond, en dan de woning te gaan verhuren) ben je bereid steeds meer voor een stukje grond te betalen tot het moment is bereikt dat de grondprijs + de bouwkosten van de woning precies gelijk zijn aan de totale huursom. En deze ‘afkapprijs’ voor grond is, gegeven de kale bouwkosten van een woning, precies wat wel de residuele grondwaarde wordt genoemd.

De praktijk is vanzelfsprekend weerbarstiger. Woningen zijn bijna nooit identiek. En bovendien zijn er talloze ‘verstoringen’ die de equivalentie ondoorzichtig maken. De prijsstijging van een woning bijvoorbeeld is fiscaal onbelast. En rente op een lening voor een woning is aftrekbaar. Op die manier ontstaat een voordeel voor het kopen van een huis ten opzichte van het huren van datzelfde huis. Maar gecorrigeerd voor al die voordeeltjes zou huren en kopen dus ‘lood om oud ijzer’ moeten zijn.

Inzicht 6b: Ricardo equivalentie

Nog eentje. Misschien geen arbitrage in letterlijke zin maar wel ‘lood om oud ijzer’. De overheid moet ook middelen hebben als het iets wil kopen (ambtenaren moet betalen, tanks wil aanschaffen etc). De overheid kan dat doen door belastingen te heffen of door te lenen van burgers. De economische theorie stelt dan weer: dat mag niet uitmaken, dat moet op hetzelfde neerkomen.

Dat is raar want je zou denken: ik heb liever dat de belasting laag blijft. Maar voor niks gaat de zon op. Geen belasting betekent dat je moet lenen en dat betekent op termijn dat er rente betaald moet worden over die leningen. Er komt een moment dat die rente alsnog via belastingheffing in de toekomst zal moeten worden opgelost. De economische agenten van dit spelletje doorzien dit en anticiperen al op het feit dat toekomstige belastingen zullen moeten worden betaald (en dat hun vermogen op termijn dus wordt aangetast, ze voelen zich nú al minder rijk daardoor).

Als er dus een economische crisis is, en de overheid wil de consumptie stimuleren door minder belasting te heffen (bij gelijkblijvende overheidsuitgaven uiteraard) dan gaat die vlieger niet op. Althans in de theorie. Het is Ricardo geweest die dit idee voor het eerst heeft uitgewerkt. Overigens is dit theorema onderwerp van verhitte debatten met voor- en tegenstanders.

Inzicht 6c: Modigliani-Miller equivalentie

Maakt het voor een bedrijf uit of het aan zijn middelen (om te investeren) komt door aandelen uit te geven of een lening aan te gaan? Ook hier zegt het arbitrage-principe weer: gecorrigeerd voor het risico mag het niet uitmaken, eventuele verschillen zullen zich uitmiddelen door corrigerende marktwerking.

De waarde van een bedrijf is volgens de theorie de contant gemaakt som van alle dividenden die ooit naar verwachting zullen worden uitgekeerd. Een lening aangaan betekent vanzelf dat er rente moet worden betaald en dus blijft er minder over voor het uitkeren van dividend. Bovendien: naarmate er meer wordt geleend en er dus minder eigen vermogen is, zal het risico voor de vreemd-vermogens-verschaffers omhoog gaan (bij een eventueel failissement is het dan nog maar de vraag of de lening kan worden terug betaald). De markt zal dan een hogere rente over de lening eisen.

Het is een technisch-wiskundig verhaal maar er valt aan te tonen dat de waarde van de onderneming onafhankelijk is van de gekozen financieringsstructuur. Wederom geldt hier dat de praktijk wordt gekenmerkt door verstoringen: rente op leningen is aftrekbaar voor de winstbelasting. Deze stelling is voor het eerst uitgewerkt door Modigliani en Miller, ergens in de jaren 50 dacht ik.

Inzicht 7: comparatief voordeel

Er weer iets wat (zover ik weet) van Ricardo afkomstig is (al de 3e notering in deze top 10, een soort Beatles voor de economie dus). Het gaat hier om de ‘wet’ van het comparatieve voordeel. Je zou denken: ik ga doen waar ik het beste in ben, dat levert immers het meeste op. Fout, aldus Ricardo. Het gaat er niet om waar jij absoluut gezien het beste in bent maar om waar jij relatief het beste in bent. Misschien ben je wel goed in zingen, maar als er hele volksstammen goed zijn in zingen dan ga jij nooit veel verdienen met het maken van een plaatje. Misschien ben je minder goed in het repareren van fietsen. Maar als nu niemand anders fietsen kan repareren dan kun je dus toch meer verdienen door daar je werk van te maken.

Ricardo paste het toe op de internationale handel. Landen moeten zich specialiseren in die producten waar ze relatief het beste in zijn.

Inzicht 8: permanente inkomenshypothese

Deze hypothese wordt ook wel de ‘consumption smoothing hypothesis’ genoemd. Een consument houdt niet van grote pieken en dalen in zijn bestedingspatroon en zal dus streven naar een gelijkmatige (over de tijd uitgesmeerde) consumptie. Een plotselinge piek in zijn inkomen zal dus niet navenant leiden tot een navenante stijging van zijn koopgedrag. Omgekeerd geldt iets soortgelijks voor een daling. De rationele consument kijkt dus niet naar zijn ‘momentane’ inkomen maar naar zijn gemiddelde te verwachten (permanente) inkomen.

Dit verklaart ook waarom in deze tijden van economische crisis, de economie niet meteen aantrekt als er een belastingvoordeeltje is te behalen. Consumenten kijken vooruit, zijn rationeel, en smeren het voordeeltje dus uit over meerdere jaren. Dit ligt natuurlijk anders als het voordeel niet eenmalig maar permanent is (bij een structurele belastinghervorming bijvoorbeeld).

De naam van Milton Friedman is verbonden aan deze hypothese. Dateert ook weer van ergens jaren 50/60 van de vorige eeuw.

Inzicht 9: hoeveelheidsaanpassing, of: onderbestedingsevenwicht

Bijna alle stellingen, theorema’s etc uit de economie hebben te maken met prijsaanpassing en marktwerking. Er zijn maar weinig goed uitgewerkte tegengeluiden. Een van de grote uitzonderingen hierop is het werk van J.M. Keynes uit de crisisjaren 30 van de vorige eeuw (bekende boek van Keynes dateert van 1936). De klassieke economische theorie kon destijds niet goed overweg met de ontstane werkeloosheid. Waarom gingen de lonen niet omlaag om een nieuwe situatie van volledige werkeloosheid te creëren (wat volgens de gangbare doctrine zou moeten gebeuren, immers meer aanbod dan vraag dus prijs omlaag, zie inzicht 1)?

De stelling van Keynes was dat het niet de prijzen zijn die de markt ‘ruimen’ maar de hoeveelheden. Het minimum van vraag en aanbod bepaalt dan de feitelijke transactiehoeveelheid. Producenten hebben dan veel machines en kunnen veel goederen aanbieden. Maar de machines staan stil want de mensen hebben geen geld om goederen te kopen. Waarom hebben de mensen geen geld? Omdat ze werkeloos zijn en dus geen inkomen hebben. Zo ontstaat een situatie van onderbezetting (van machines) en overcapaciteit (van arbeid). Machines staan niets te doen en werknemers zitten thuis.

Het verhaaltje klinkt simpel maar ook Keynes is er niet in geslaagd deze situatie vanuit een micro-economische rationaliteit te voorzien. Want waarom zoeken producenten en arbeiders/consumenten elkaar niet gewoon op? Ze kunnen immers een deal tot wederzijds voordeel sluiten. Op de een of andere manier blijft de markt dus hangen in een onderbestedings ‘evenwicht’, er is sprake van een patstelling, er is niemand die de taak van de onderlinge coördinatie op zich neemt, de markt doet zijn werk niet, er is sprake van fricties of haperingen in de machine. Er is decennia ná Keynes nog veel werk verzet om hier meer grip op te krijgen en tot op de dag van vandaag zijn er (naar mijn inschatting) geen overtuigende economische modellen die dit mechanisme goed kunnen beschrijven of verklaren.

Misschien ligt hier ook wel een verklaring waarom economen zo graag over marktwerking publiceren. Het andere chapiter van onevenwichtigheid wil maar niet lukken. Het is als de fietser die op zoek is naar zijn verloren fietssleuteltje. De voorbijganger vraagt of hij kan helpen met zoeken en vraagt: heb je hier ergens op deze plek je sleuteltje verloren? Waarop de fietser antwoordt: nee, daar een paar meter verderop. Waarop de helper weer vraagt: maar waarom zoek je dan hier naar je sleuteltje? ‘Omdat het daar zo donker is en hier een lamp schijnt, dat zoekt een stuk makkelijker’.

Inzicht 10: tijdsvoorkeur en contante waarde

Ik had even het idee dat ik er doorheen was. Verder dan negen stuks kon ik niet komen. Tijdsvoorkeur misschien. Economen gaan ervan uit dat agenten (bij verder gelijkblijvende omstandigheden) liever nú consumeren dan later. Er is dus een prikkel voor de korte termijn bevrediging. Om de consument toch over te halen láter te consumeren zul je hem dus moeten belonen. En zo doet het begrip rente zijn intrede. De rente als beloning voor het uitstellen van consumptie (of het aanmoedigen van sparen, dat op hetzelfde neerkomt). En zo kun je aantonen dat in een evenwichtig economisch model de rente gelijk is aan de tijdsvoorkeur voet (eventueel weer gecorrigeerd voor risico, verstoringen etc).

De tijdsvoorkeur is een goeddeels onbegrepen fenomeen. Ik heb daar een paar maanden geleden (naar aanleiding van een stukje van Bas Haring in de Volkskrant) nog een blog aan gewijd. Maar onbegrepen wil nog niet zeggen dat tijdsvoorkeur niet bestaat of onzin is. Ik hoor nogal eens geluiden uit bepaalde hoeken dat rente veel kapot maakt en dat rente inherent leidt tot schulden en economische crises. Maar ik zie weinig in dat soort pleidooien (afschaffen van de rente of zo?). Daar ben ik toch te veel econoom voor en zie dan graag een uitgewerkt modelletje hoe dat dan in zijn werk gaat (en dat soort consistente redeneringen missen in mijn ogen).

Anderzijds is rente ook weer zo’n wiskundige noodzakelijkheid om sommetjes te kunnen maken. Rente is weer zo’n voorbeeld van een ‘afkappertje’ (zoals afnemende meeropbrengsten dat ook zijn). Zo zouden we zonder rente nooit kunnen rekenen met een oneindige reeks dividenden of huurpenningen (om de waarde van een bedrijf of een huis te bepalen). Het begrip ‘netto contante waarde’, dat ik voor het gemak maar onder dit tijdsvoorkeur-inzichtje schaar, zou zonder tijdsvoorkeur en rente niet goed werkbaar zijn.

Magere oogst?

Ik blijf bij mijn conclusie die ik vorige keer al trok. Een magere oogst. Economie is een veredelde vorm van wiskundige puzzels oplossen. Alle inzichten hier zijn toch vooral aannames vooraf en/of resultaten achteraf die volgen uit ‘als dit, dan dat’ exercities. Grotendeels los van de dagelijkse praktijk.

En let eens op het taalgebruik dat erin sluipt. Er wordt gesproken over ‘verstoringen’ (zoals in ’tax distortion’) en ‘afwijkingen’ (zoals in ‘a deviation from market equilibrium’). Het model is hier het uitgangspunt en de absolute referentie. De werkelijkheid vertoont dus verstoringen en afwijkingen. In plaats van andersom. Het model staat dus niet ter discussie, maar het is de werkelijkheid die zich helaas niet aan het model wenst te houden. Apart.

Toch staan onze kranten er dagelijks vol mee en heeft deze manier van denken (want dat is het dus volgens mij) een grote invloed op tal van zaken.

Rudy van Stratum

2 Reacties

  1. Hoi Rudy, de tijdsvoorkeur als argument voor rente intrigeert me. Vanzelfsprekend wil ik dat graag ontzenuwen maar dan moet ik er eerst meer over weten. Een paar punten.

    1. Vanuit welk perspectief is de tijdsvoorkeur een probleem? Is dat meer dan een politiek of moralistisch kader (bv. de fabel van de krekel en de mier)? Moeten mensen tegen zichzelf beschermd worden? Wat zijn de puur economische kanten ervan? Is er anders geen geld genoeg voor investeringen?

    2. Stel dat mensen inderdaad moeten worden aangespoord om hun tijdsvoorkeur opzij te zetten. De vraag is dan: is rente daar een goed middel voor? Is het effectief? (zal wel?) Heeft het negatieve bijwerkingen? (JA!)

    3. Heel rijke mensen hebben deze aansporing m.i. niet nodig. Ze kunnen kopen wat ze willen zonder dat het punt in zicht komt dat hun geld op raakt. Waarom zouden zij hun tijdsvoorkeur moeten opgeven? Toch ontvangen zij verreweg de meeste rente.

    Dat economen zoals je zegt moeite hebben met hun sommetjes als er geen rente meer zou zijn is m.i. geen reden om rente te handhaven. Dan is gewoon een andere economische theorie nodig.

    Ben benieuwd!

    Groeten,
    Sjaak

  2. Ha Sjaak,

    ik zou het antwoord over tijdsvoorkeur eerder zoeken bij de psychologie. Het boek van Kahneman (ons feilbare denken) geeft wel een aantal aanknopingspunten. Kijk, je kunt ervan vinden wat je wilt, maar blijkbaar zit ons brein op een bepaalde manier in elkaar. Zo hebben we ook een afkeer voor verlies die niet rationeel is (lijkt). Of een neiging om bijna ten koste van alles voor een nul-risico te gaan. Zie ons dossier over denkfouten.

    Overigens wil dit nog niet zeggen dat we genoegen moeten nemen met de ongewenste uitkomsten of neveneffecten van dit gedrag. Maar het begint toch bij het (h)erkennen van hoe dingen werken.

    Je opmerking over een andere economische theorie, helemaal eens. Maar ook hiervoor geldt weer: blijkbaar zijn er redenen om aan de bestaande theorie vast te blijven houden. Welke zijn dat? En hoe werkt dat dan, die dynamiek van economen en kranten die erover schrijven en consumenten die ernaar handelen? Pas als je dit snapt kun je na gaan denken over interventies.

    Ik heb geprobeerd een beginnetje te maken met de dynamiek van publicerende economen in de blogs over ‘de economie van goed en kwaad’. Ook hier is sprake van rituelen en aansluiten bij de groep.

    Wat ik maar wil zeggen is: ik probeer het eerst van enige afstand te begrijpen. Ik daag je uit om met een artikel/verhaal te komen dat beschrijft hoe het volgens jou werkt met die tijdsvoorkeur om van daaruit dan te concluderen hoe het anders kan of moet. Ik ben zover in ieder geval nog niet.

    Rudy

Reacties zijn gesloten.