Mooie versterkertjes!
Sommige mensen weten dat ik al sinds mijn jeugd een audio-liefhebber ben. Nou ja, audio, vooral heb ik iets met audio-apparatuur. Al toen ik klein was liep ik de plaatselijke winkels af om de audio-folders met apparatuur te verzamelen. Ik kende de meeste apparaten met hun typenummers en specificaties zowat uit mijn hoofd.
Als kleine jongen was ik naïef en geloofde alles wat in die folders stond. Als de Akai AM-2200 20 Watt per kanaal leverde en 0.5% vervormde en 300 gulden kostte, ja dan was het logisch dat de duurdere AM-2400 40 Watt per kanaal leverde en 0.25% vervormde. Vanzelfsprekend was mijn grootste ambitie om ooit nog eens de duurdere AM-2400 (500 gulden) in huis te halen (terwijl ik nipt de AM-2200 kon betalen en dus al die tijd met beperkingen naar muziek moest luisteren).
Later kwam ik er achter, vooral door zelf te luisteren en ervaren, dat het niet altijd klopte: soms klonk het goedkopere exemplaar beter ondanks de lagere prijs. Inmiddels heb ik daar ook wel wat verklaringen voor gevonden, maar dat moet dan maar eens in een andere blog.
Toen ik later zelf versterkers ging bouwen, heb ik diezelfde les op een harde manier moeten leren. Een heel goed klinkende versterker bouwen is helaas een stuk ingewikkelder dan een hoop hele dure onderdelen bij elkaar verzamelen en in een kastje mikken. De meest geslaagde zelfbouw exemplaren uit mijn historie waren meer dan eens gebouwd met een zeer beperkt budget.
Creatief door een lager budget?
Een verklaring zou kunnen zijn dat je door de beperking van het budget (en tijd) harder moet nadenken over hoe je je versterker gaat bouwen. Je neemt ook meer risico, bent kritischer in je keuzes. Je durft een el-cheapo onderdeeltje uit China gerust toe te passen want ‘je bent al blij als er überhaupt’ een geluid uit komt dat te pruimen is. En je ziet het ook als een ‘experiment’ dus ach je probeert ook nog eens een ander goedkoper onderdeeltje uit dat je toevallig nog hebt liggen.
Omgekeerd, bij een onbeperkt budget (audio-mensen praten dan soms over ‘cost-no-object’, geld speelt geen rol), heb je wel wat waar te maken. Dan moet het ook gewoon het allerbeste zijn wat je maakt. Alleen het allerbeste komt in aanmerking, alleen spullen van onberispelijke reputatie, meestal met een (te) hoog prijskaartje.
Afijn, al te vaak komt het voor dat die dure projecten ‘overengineered’ zijn. Te veel frutsels, te veel ‘boutique-onderdelen’, te veel afwijking van wat we wisten dat gewoon al beregoed werkte.
Dus ja …
Dus ja, ik ben het eigenlijk eens met de stelling van Stijn dat je situaties hebt waarin je beter en creatiever ben en wordt JUIST door vanuit beperkingen te werken.
Hoe het echt zit weet ik ook niet. Daarvoor zou je gestructureerd onderzoek moeten doen.
Je hebt blijkbaar meerdere scholen van ‘creatief denken’. De meest voorkomende school (denk ik) is de school die vindt dat je jezelf niet vooraf moet beperken. Alles mag en niets wordt tegengesproken. Althans, in eerste instantie. Pas daarna gaan we meer rationeel nadenken over wat onze oogst aan ideeën is en maken we een keuze. In schema:
Eerst zoveel mogelijk bedenken, dan pas beperken (indikken) vanuit bepaalde eisen en dan uiteindelijk een keus maken.
De andere visie is dat je een hoop tijd verliest door onzin-ideeën te generen die toch niet kunnen. Beter is het dan vooraf te weten wat absoluut NIET of JUIST WEL aan de orde is, van daaruit heel creatief te worden en dan uit de voorraad ideeën (die dus in principe allemaal kunnen en mogen) de beste te kiezen. In schema:
Een andere weergave van de twee scholen
Laten we deze twee scholen nog eens anders visualiseren.
Stel even dat je alle mogelijke ideeën ter wereld in een bol zou kunnen vatten.
De school van Stijn wil de tijd niet verknoeien door ook vooraf onmogelijke oplossingen uit te sluiten. Wees maar eens lekker (extra) creatief juist door aan te nemen dat je idee niets mag kosten. Je krijgt dan:
Een flink deel in bovenste cirkel van alle mogelijke oplossingen is dus bij voorbaat uitgesloten. We concentreren ons op de oplossingen die niets kosten. Uiteindelijk wordt dan van al deze gratis oplossingen de beste gekozen. Het gearceerde hapje uit de grote taart is de gekozen winnaar.
De andere school vertrekt noodgedwongen vanuit dezelfde totaalverzameling van alle mogelijke oplossingen. Maar zij sluiten vooraf niets uit. Er mag energie gaan naar alles, later zien we wel wat er wel of niet mogelijk is.
Uiteindelijk levert de onbegrensde ideeënjacht twee deelverzamelingen op, zie ‘bedacht’ in bovenstaande cirkel. De andere delen mochten ook, maar met die oplossingen kwam niemand.
Nu gaat deze school de (grotere) voorraad ideeën pas kritisch tegen het licht houden. Nu komen pas de bezwaren en vallen er ideeën af. Uiteindelijk komt er ook hier een beste oplossing bovendrijven. Bijvoorbeeld de gearceerde taartpunt: een oplossing die weliswaar niet gratis is (iets kost dus) maar ook weer wat oplevert.
Je zou zeggen: de onbeperkt creatieve school heeft hier een oplossing bedacht die per saldo ook ‘gratis’ is die de andere school nooit bedacht zou hebben. Daar staat dan weer tegenover dat deze school ook heel veel oplossingen had die tijd en energie hebben gekost om te bedenken, en vervolgens moesten die ook weer allemaal beoordeeld worden om wel/niet af te vallen etc.
Conclusie
De belangrijkste conclusie is dat empirisch onderzoek nodig is om iets zinnigs te zeggen over welke methode nou echt de beste oplossingen (die ook tot iets leiden in de praktijk) opleveren.
Vanuit een theoretisch perspectief ben ik geneigd te concluderen dat de school die vooraf alles toestaat (en zichzelf niet al beperkingen oplegt) meer kans maakt de beste oplossing te vinden.
Maar dat is theorie. Praktisch gesproken kost het generen van ideeën tijd en energie. En vervolgens moet je je ook nog eens door die hele berg ‘oplossingen’ worstelen om het kaf van het koren te scheiden. De energie zou wel eens kunnen wegvloeien.
In de praktijk (is mijn ervaring) geeft een beperking meer focus en druk en meer waardevolle creativiteit. De keuze van de beperking (welk deel van de totale voorraad je wilt uitsluiten) mag best onderwerp van discussie zijn overigens.
Rudy van Stratum